Ga naar website navigation Ga naar artikel navigatie Ga naar inhoud

Uitkeringsvolumes, ontwikkelingen per wet en financiële rechtmatigheid

Ontwikkeling WW

We namen in 2023 bijna 9% meer beslissingen over het recht op een WW‑uitkering dan in 2022: 333.700 tegenover 307.000. We kenden bijna 248.700 WW‑uitkeringen toe, een kleine 9% meer dan in 2022 (229.000). We wezen 25,5% (85.200) van de aanvragen af, in 2022 was dat 25,4% (78.000). Het aantal beëindigde uitkeringen was met 237.000 een kleine 13% lager dan in 2022 (271.600). In 2023 is het aantal lopende WW‑uitkeringen met 8% toegenomen ten opzichte van eind 2022: 160.800 tegenover 149.200. Wel blijft het aantal mensen dat een WW‑uitkering ontvangt laag en houdt de krapte op de arbeidsmarkt aan.

Tabel Volumeontwikkeling WW

 

Instroom

Uitstroom

Lopend

2003

418.700

343.000

280.300

2004

426.200

383.600

321.700

2005

376.400

392.100

306.700

2006

311.100

369.800

249.200

2007

253.000

311.200

192.000

2008

242.100

262.800

170.800

2009

427.600

328.600

269.900

2010

414.600

420.800

263.700

2011

414.000

407.900

269.900

2012

502.500

432.200

340.200

2013

613.200

515.700

437.700

2014

605.200

602.000

440.800

2015

583.700

578.700

445.900

2016

491.000

524.900

412.000

2017

390.200

472.200

330.000

2018

335.500

402.700

262.700

2019

330.000

369.300

223.500

2020

479.100

416.900

285.700

2021

292.500

386.300

191.800

2022

229.000

271.600

149.200

2023

248.700

237.000

160.800

Ontwikkeling WIA

De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) bestaat uit twee regelingen: de regeling Inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA) en de regeling Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA). Een IVA‑uitkering is voor mensen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn en daardoor niet meer kunnen werken. Een cliënt krijgt een WGA‑uitkering als hij nog gedeeltelijk kan werken of als hij tijdelijk niet kan werken, maar dat binnen afzienbare termijn wel weer zal kunnen.

Tabel Volumeontwikkeling WIA

 

Instroom

Uitstroom

Lopend

2006

21.000

2.000

*19.100

2007

22.300

3.000

38.400

2008

24.900

4.100

59.400

2009

29.300

6.000

82.800

2010

35.600

8.500

110.100

2011

37.900

9.800

138.400

2012

33.900

10.800

161.700

2013

37.100

12.700

186.500

2014

36.900

14.100

209.600

2015

35.800

16.100

229.600

2016

40.000

16.600

253.300

2017

41.700

18.400

277.000

2018

43.400

18.800

302.500

2019

45.800

19.900

328.000

2020

49.700

26.600

349.500

2021**

55.600

32.700

373.100

2022

54.800

31.200

397.400

2023

59.600

34.900

422.900

  • *Omdat er eind 2005 al sprake was van een klein aantal WIA‑uitkeringen, correspondeert het lopende bestand eind 2006 niet met de instroom en uitstroom dat jaar.
  • **Gecorrigeerd in verband met een verbeterde rekenmethode.

Ten opzichte van eind 2022 is het aantal WIA‑uitkeringen gestegen met 25.400 (12.700 WGA‑uitkeringen en bijna 12.700 IVA‑uitkeringen) tot in totaal een kleine 422.900. Dat is een stijging met ruim 6%. Dat het aantal WIA‑uitkeringen stijgt, is volgens verwachting. De WIA is als wet nog steeds in opbouw. Andersom neemt het aantal lopende uitkeringen voor de WAO, de voorloper van de WIA, af.

We handelden 78.700 WIA‑aanvragen af, 21,4% meer dan in 2022 (64.800). Daarvan hebben we er bijna 23.900 (30,3%) afgewezen; in 2022 waren het er ruim 21.000 (32,5%). Meestal ging het om mensen die minder dan 35% arbeidsongeschikt werden bevonden of wel geschikt bleken voor het eigen werk.

We hebben 59.600 nieuwe WIA‑uitkeringen verstrekt: 47.800 WGA‑uitkeringen en 11.800 IVA‑uitkeringen. Daarmee is het aantal nieuwe uitkeringen 9% hoger dan in 2022 (54.800, namelijk 44.100 WGA‑uitkeringen en 10.700 IVA‑uitkeringen). Er werden in 2023 een kleine 1.800 minder voorschotten voor WGA‑uitkeringen toegekend omdat de sociaal‑medische beoordeling niet binnen de geldende termijn kon worden afgerond (zie ook deel 2 van dit jaarverslag, paragraaf Inkomenszekerheid bieden, onder het kopje Tijdigheid). Bij de definitieve beoordeling wordt gemiddeld circa 25% van de aanvragen alsnog afgewezen, de WGA‑uitkering telt dan weer mee als beëindigd. In 2023 beëindigden we ruim 34.900 WIA‑uitkeringen (bijna 21.800 WGA‑uitkeringen en bijna 13.200 IVA‑uitkeringen). Dat zijn er 12% meer dan in 2022 (bijna 31.200, namelijk 18.200 WGA‑uitkeringen en bijna 13.000 IVA‑uitkeringen).

De instroom is veel hoger dan de uitstroom. We zien de laatste jaren dat de instroom van 60‑plussers toeneemt. Deze ontwikkeling zal de komende jaren doorzetten. Dit is het gevolg van de verhoging van de pensioenleeftijd. Er stromen nog relatief weinig mensen uit de WIA. Doordat de WIA naar verhouding nog niet zo lang bestaat, bereiken relatief weinig mensen in de WIA nu al de pensioengerechtigde leeftijd. Aanvragen voor een WIA‑claimbeoordeling worden verder relatief vaker ingediend door mensen die onder het vangnet van de Ziektewet vallen omdat ze geen werkgever meer hebben, bijvoorbeeld omdat ze werkloos waren toen ze ziek werden of omdat hun tijdelijke contract afliep tijdens hun ziekte. Daarnaast zien we de invloed van corona. Mensen vragen een WIA‑uitkering aan omdat diagnosetrajecten, behandelingen en operaties door de coronamaatregelen zijn uitgesteld, waardoor terugkeer naar werk minder snel of zelfs niet mogelijk is. Er zijn ook meer mensen langdurig ziek omdat ze naast of volgend op een eerdere aandoening ook (ernstige) coronaklachten kregen. En sinds maart 2021 vragen ook mensen een WIA‑claimbeoordeling aan vanwege langdurige covid. Er zijn in 2023 in totaal 5.226 WIA‑claimbeoordelingen uitgevoerd waarbij corona als hoofd‑ of nevendiagnose een rol speelde. In 3.956 gevallen was corona de hoofddiagnose. In totaal werd in 84% van de WIA‑claimbeoordelingen waarbij corona als hoofddiagnose gold, de uitkering toegekend. De komende twee decennia zal de uitstroom uit de WIA gestaag toenemen. Pas na 2040 zal het aantal lopende uitkeringen vermoedelijk stabiliseren.

Ontwikkeling WAO

De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) is de voorloper van de WIA.

Tabel Volumeontwikkeling WAO

 

Instroom

Uitstroom

Lopend

2003

66.300

83.200

785.600

2004

59.200

78.900

765.800

2005

19.900

82.300

703.100

2006

11.000

75.000

639.000

2007

11.700

54.700

596.000

2008

8.200

46.100

558.100

2009

5.600

42.000

521.700

2010

4.300

39.700

486.300

2011

3.100

45.500

443.900

2012

2.200

39.900

406.200

2013

1.000

34.500

373.100

2014

1.000

31.200

343.000

2015

900

28.800

315.100

2016

700

22.800

293.000

2017

700

21.000

272.500

2018

700

20.100

253.600

2019

600

17.600

236.500

2020

500

22.500

214.600

2021

700

20.700

194.500

2022

600

15.200

179.900

2023

500

13.700

166.700

De meeste mensen met een WAO‑uitkering zijn 45 jaar of ouder. Het totale aantal WAO‑uitkeringen is in 2023 ten opzichte van 2022 met ruim 7% gedaald tot 166.700. Er zijn 10% minder WAO‑uitkeringen beëindigd dan in 2022 (13.650 tegenover 15.200).

De instroom in de WAO bestaat alleen nog uit cliënten van wie het recht op een uitkering al van vóór 2006 dateert, dat wil zeggen vóór de invoering van de WIA. We hebben in 2023 bijna 500 WAO‑uitkeringen toegekend, ruim 17% minder dan in 2022.

Ontwikkeling Wajong

De Wajong is er voor mensen die al vóór hun 17e jaar arbeidsongeschikt waren, of dat tijdens de opleiding/studie werden. Het aantal cliënten met een Wajong‑uitkering is jarenlang toegenomen, maar daalde sinds 2015 licht tot 2021. Sindsdien is er weer sprake van een lichte stijging. Tot en met 2009 gold de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (de oude Wajong of oWajong). Op 1 januari 2010 werd de nieuwe Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (de nieuwe_Wajong, nWajong of Wajong_2010) van kracht. Bij deze wet lag de nadruk op het arbeidsvermogen van Wajongers. Sinds 1 januari 2015 geldt de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong_2015). Sindsdien is de Wajong alleen nog toegankelijk voor jonggehandicapten die volledig en duurzaam geen arbeidsvermogen hebben. Hiermee wordt bedoeld dat zij door hun ziekte of handicap niet over arbeidsvermogen beschikken en dit ook nooit kunnen ontwikkelen. Hierdoor is het aantal nieuwe Wajong‑uitkeringen sinds 2015 veel lager dan daarvoor.

Tabel Volumeontwikkeling Wajong

 

Instroom

Uitstroom

Lopend

2003

8.200

4.400

138.500

2004

9.400

4.900

142.600

2005

10.400

5.600

147.200

2006

13.600

4.900

155.900

2007

15.300

4.400

166.800

2008

16.100

4.300

178.600

2009

17.600

4.300

192.000

2010

17.800

4.600

205.100

2011

16.300

5.200

216.200

2012

15.300

5.100

226.500

2013

17.700

5.500

238.700

2014

17.400

5.700

250.600

2015

4.500

6.400

248.800

2016

4.200

6.100

247.100

2017

4.700

6.100

245.800

2018

5.200

6.500

245.100

2019

5.800

6.800

244.200

2020

6.400

7.500

243.100

2021*

6.200

5.700

243.200

2022

6.400

5.500

244.100

2023

6.800

5.600

245.400

  • *Gecorrigeerd in verband met een verbeterde rekenmethode.

In 2023 handelden we bijna 10.500 aanvragen af voor een Wajong_2015‑uitkering, 10,5% meer dan in 2022 (9.500). Hiervan werden er 5.600 (bijna 54%) afgewezen, omdat de aanvrager niet duurzaam volledig arbeidsongeschikt werd bevonden (in 2022: 5.000, 53%).

In 2023 zijn in totaal bijna 7% meer nieuwe Wajong‑uitkeringen toegekend dan in 2022 (respectievelijk 6.800 en 6.400).

We beëindigden in 2023 in totaal bijna 2% meer Wajong‑uitkeringen dan in 2022 (bijna 5.600 tegenover bijna 5.500). Ten opzichte van eind 2022 steeg het aantal lopende Wajong‑uitkeringen licht, met 0,5% (245.400 tegenover 244.100).

Ontwikkeling WAZ

De Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) geeft recht op een uitkering op minimumniveau als een zelfstandige langdurig arbeidsongeschikt is.

Tabel Volumeontwikkeling WAZ

 

Instroom

Uitstroom

Lopend

2003

6.900

7.200

55.900

2004

6.200

6.600

55.500

2005

4.700

6.900

53.400

2006

1.200

7.300

47.300

2007

1.200

5.500

43.000

2008

600

4.900

38.700

2009

300

4.700

34.300

2010

200

4.000

30.400

2011

200

4.600

26.000

2012

200

3.700

22.500

2013

100

3.100

19.600

2014

100

2.500

17.200

2015

100

2.100

15.100

2016

100

1.600

13.500

2017

100

1.500

12.000

2018

26

1.300

10.800

2019

49

1.100

9.700

2020

39

1.300

8.400

2021

28

1.200

7.300

2022

20

800

6.500

2023

16

700

5.800

Waren er in eind 2022 nog 6.500 mensen met een WAZ‑uitkering, in 2023 is dit aantal met 700 verder gedaald tot 5.800. Dit komt doordat per 1 augustus 2005 de toegang tot de WAZ is gesloten; er komen vrijwel geen nieuwe cliënten meer bij.

De instroom die nog plaatsvindt, is een gevolg van overloop uit andere wetten en herleving van oude rechten. In 2023 werden 16 nieuwe WAZ‑uitkeringen toegekend. Het overgrote deel van alle cliënten met een WAZ‑uitkering is 55 jaar of ouder.

Ontwikkeling toekenningen Ziektewet

Het vangnet van de Ziektewet is onder meer bedoeld voor zieke werklozen en zieke uitzendkrachten. Zij hebben geen werkgever die voor hun verzuimbegeleiding en re‑integratie verantwoordelijk is. UWV begeleidt deze mensen op sociaal‑medisch gebied, zoals de werkgever en de arbodienst dat doen voor de werknemers van reguliere werkgevers.

Tabel Toekenningen Ziektewet

 

Uitzendkrachten

Werklozen

Zwangere vrouwen

Overigen

Totaal

2007

183.900

32.800

65.500

58.500

340.700

2008

170.100

20.600

68.900

67.600

327.200

2009

122.300

22.000

70.100

78.800

293.200

2010

96.300

28.600

77.500

78.800

281.200

2011

87.400

28.400

77.000

80.600

273.400

2012

72.800

29.800

77.000

80.800

260.400

2013

23.100

32.300

73.600

81.600

210.600

2014

17.000

39.200

72.800

73.500

202.500

2015

18.600

39.400

69.500

76.700

204.200

2016*

24.100

41.500

75.800

94.600

236.000

2017

26.200

38.800

75.600

111.100

251.700

2018

34.600

34.600

76.600

136.800

282.600

2019

42.900

31.600

79.100

144.400

298.000

2020*

77.900

33.400

77.300

136.300

324.900

2021

101.600

30.900

80.700

132.900

346.100

2022

115.200

24.500

75.800

178.200

393.700

2023

20.900

21.700

78.500

190.800

311.900

  • *Als gevolg van verbeterde rekenmethodes zijn deze cijfers bijgesteld.

In 2023 zijn 21% minder Ziektewet‑uitkeringen toegekend (bijna 311.900 tegenover 393.700) dan in 2022. Vooral het aantal toekenningen aan zieke uitzendkrachten nam af, met 82%. Dat komt vooral doordat een aantal uitzendbureaus voor het eigenrisicodragerschap koos.

De meeste Ziektewet‑uitkeringen werden toegekend aan mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering die werken en in aanmerking komen voor de zogenoemde no‑riskpolis (49,1%), aan zwangere vrouwen die voor of tijdens hun zwangerschapsverlof ziek werden (25,2%) en aan alle flexwerkers tezamen (16,6%). Verder ging het om zieke WW‑gerechtigden (7,0%), vrijwillig verzekerden (1,9%) en zieken die in overige categorieën vallen (0,2%).

Uitstroom uit de Ziektewet

In 2023 werden 27% minder Ziektewet‑uitkeringen beëindigd dan in 2022: 322.100 tegenover 442.100. De tabel toont het aandeel van de verschillende vangnetcategorieën binnen de uitstroom uit de Ziektewet.

Tabel Uitstroom uit Ziektewet naar vangnetcategorieën

 

2023

2022

Zwangerschap

73.700

71.900

Uitzendkrachten

27.900

145.900

Flex overig (stagiairs, oproepkrachten, overige bijzondere dienstverbanden)

5.500

9.800

Ontslag (einde dienstverband)

23.200

23.400

Zieke werklozen

39.900

51.500

No-riskpolis

145.500

132.000

Vrijwillig verzekerden

5.800

7.000

Overig

600

600

   

Totaal

322.100

442.100

Ontwikkeling Wazo

De Wet arbeid en zorg (Wazo) regelt dat vrouwen een uitkering van minimaal zestien weken krijgen tijdens en na hun zwangerschap. Verder regelt de Wazo onder andere verlof en uitkering bij adoptie en pleegzorg. Het aantal mensen met een Wazo‑uitkering was eind 2023 met 69.900 ruim 21% hoger dan eind 2022 (57.900). Deze aantallen zijn inclusief de uitkeringen wegens zwangerschapsverlof voor vrouwen die als zelfstandige werken, volgens de Zelfstandig en Zwanger‑regeling (ZEZ) en uitkeringen op grond van de per 1 juli 2020 ingevoerde Wet invoering extra geboorteverlof (WIEG). Sinds 1 augustus 2022 tellen ook uitkeringen voor betaald ouderschapsverlof mee.

Tabel Volumeontwikkeling Wazo

 

Toekenningen

Beëindigingen

Lopend

2004

137.500

125.900

42.700

2005

119.100

115.300

39.800

2006

146.000

139.000

41.000

2007

129.000

134.000

42.000

2008

137.000

136.000

43.000

2009

139.900

138.400

43.100

2010

138.400

139.500

42.700

2011

137.400

144.200

42.700

2012

135.100

141.000

41.900

2013

134.000

133.000

40.000

2014*

140.000

143.000

44.000

2015*

138.200

139.600

42.400

2016*

140.700

141.200

43.000

2017*

140.700

135.000

42.300

2018*

142.600

140.500

43.200

2019*

161.600

142.200

43.600

2020* en **

172.400

167.000

48.100

2021* en **

238.300

235.700

54.000

2022* en ** en ***

262.000

259.300

****57.900

2023* en ** en ***

367.300

323.900

69.900

  • * Met ingang van 2014 worden ook de ZEZ‑uitkeringen meegerekend.
  • ** Sinds 1 juli 2020 tellen ook uitkeringen op grond van de WIEG mee.
  • *** Sinds 1 augustus 2022 tellen ook uitkeringen voor betaald ouderschapsverlof mee.
  • **** Gecorrigeerd cijfer.

In 2023 hebben we 367.300 nieuwe Wazo‑uitkeringen toegekend. Dit aantal is veel hoger (40%) dan in 2022 (262.000). We kenden 131.000 uitkeringen toe in verband met zwangerschaps- en bevallingsverlof van werkneemsters, 0,4% minder dan in 2022 (131.600). Daarnaast kenden we 75.700 uitkeringen toe op basis van de WIEG. Dat zijn er bijna 1% minder dan in 2022 (76.300). Er zijn 600 uitkeringen wegens pleegzorg- of adoptieverlof toegekend, 9,4% meer dan in 2022 (bijna 600). Op basis van de ZEZ zijn er 13.100 uitkeringen toegekend wegens zwangerschaps- en bevallingsverlof voor vrouwen die als zelfstandige werken. Dat is 7,0% meer dan in 2022 (12.200). Sinds 1 augustus 2022 kunnen ouders ook een Wazo‑uitkering aanvragen voor negen weken betaald ouderschapsverlof. Er zijn om die reden 146.800 Wazo‑uitkeringen toegekend. In 2022, toen de regeling in augustus van start was gegaan, waren het er 41.300.

Financiële rechtmatigheid

Al onze handelingen moeten rechtmatig zijn, in overeenstemming met de geldende regels en besluiten. Om de financiële rechtmatigheid van de uitkeringsverstrekking te toetsen, worden afwijkingen gekwantificeerd en afzonderlijk gewogen en weergegeven. We maken daarbij onderscheid tussen financiële fouten en onzekerheden, waarover afzonderlijk verantwoording wordt afgelegd indien deze zijn geconstateerd in het verslagjaar 2023 (1 oktober 2022 tot 1 oktober 2023). Bij een financiële fout kunnen we vaststellen wat de fout is en wat het financiële gevolg is. Bij een onzekerheid hebben we onvoldoende informatie om vast te stellen of iets goed of fout is. Het percentage financiële fouten in de uitkeringsverstrekking over het verslagjaar 2023 bedraagt 0,6. Het percentage onzekerheden bedraagt 0,8. Dit zijn de gewogen UWV‑percentages over alle wetten.

In onderstaande tabel zijn de percentages financiële fouten en onzekerheden voor de verschillende wetten weergegeven.

Tabel Financiële rechtmatigheid verslagjaar 2023

In procenten

Financiële fouten

Onzekerheden

 

Verslagjaar 2023

Verslagjaar 2022

Verslagjaar 2023

Verslagjaar 2022

Wajong

0,0

0,0

0,1

0,0

WAO

0,0

0,0

0,0

0,0

WAZ

0,0

0,3

0,0

0,0

Wazo

0,6

0,4

0,0

0,0

WIA

0,0

0,1

0,2

0,0

WW

2,7

1,2

5,4

2,4

Ziektewet

1,4

2,4

0,1

0,4

Toeslagenwet

2,0

1,2

0,3

0,9

IOW

0,0

0,6

0,0

0,0

Kaderwet SZW-subsidies (scholingsbudget)

12,4

21,8

16,7

0,5

Participatiewet (tolkvoorzieningen)

0,4

15,2

25,9

17,3

Compensatieregeling transitievergoeding

0,8

2,3

1,0

0,1

     

Gewogen totaal

0,6

0,6

0,8

0,4

Toelichting

  • Het UWV‑brede percentage financiële fouten (0,6) is gelijk aan het percentage in het verslagjaar 2022.

  • Vooral de financiële fouten bij de WW, de Ziektewet en de Wet arbeid en zorg (Wazo) zorgen voor dit foutpercentage.

  • De onzekerheid bedraagt 0,8% op UWV‑niveau, wat een verdubbeling betekent ten opzichte van het verslagjaar 2022. Deze score wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door onzekere posten bij de WW. De onzekere posten bij de Participatiewet en de Kaderwet SZW‑subsidies hebben geen materieel effect op het UWV‑percentage vanwege de geringe omvang van die uitkeringsmassa’s.