Sociaal‑medische dienstverlening
De vraag naar sociaal‑medische dienstverlening is al jaren groter dan we met de beschikbare capaciteit aankunnen. Dit heeft ertoe geleid dat een groot aantal mensen te lang op hun sociaal‑medische beoordeling moet wachten en daarmee op duidelijkheid over hun recht op een uitkering. Cliënten en ook hun werkgevers verkeren hierdoor lang in onzekerheid; voor onze eigen medewerkers betekent het een enorm hoge werkdruk. We werken al langere tijd intensief aan maatregelen die verlichting moeten brengen.
De toename van het aantal WIA‑aanvragen lijkt wel iets af te nemen, maar in de eerste vier maanden van 2024 ontvingen we toch nog 17% meer aanvragen dan in dezelfde periode in 2023. Onze doelstelling is dat er eind 2024 geen cliënten meer zijn die langer dan zes maanden moeten wachten op hun WIA‑claimbeoordeling. In de eerste vier maanden van 2024 is hun aantal gedaald van 3.066 naar 2.914 (eind april 2023 waren het er 8.156). Door het grote aantal WIA‑aanvragen sinds medio 2023 neemt de omvang van deze relatief grote groep wachtenden minder snel af dan gehoopt. We verwachten echter dat we onze doelstelling wel zullen realiseren. Hiervoor hebben we aanvullende maatregelen genomen, zoals onderlinge ondersteuning en beperkte inzet van capaciteit op herbeoordelingen en deskundigenoordelen. Een tweede doelstelling voor 2024 is dat we cliënten niet langer dan veertien weken laten wachten op een Wajong‑beoordeling. In de eerste vier maanden van 2024 is dat nog niet gelukt; hun aantal nam met 134 toe, van 344 naar 478.
Grote uitdaging
We hebben in de eerste vier maanden van 2024 22% meer WIA‑claimbeoordelingen uitgevoerd dan in de eerste vier maanden van 2023. Dit resultaat is vooral bereikt door toepassing van de zogeheten 60‑plusmaatregel die ervoor zorgt dat mensen van 60 jaar en ouder een vereenvoudigde WIA‑claimbeoordeling kunnen krijgen zonder inzet van een verzekeringsarts. Daarnaast waren veel medewerkers bereid tot overwerk. Het continueren van deze huidige positieve trend is, ondanks de verlenging van de 60‑plusmaatregel en de tijdelijke verlenging van de overwerkregeling, een grote uitdaging. We willen vanuit goed werkgeverschap de overwerkregeling niet tot structureel beleid maken, omdat dit niet past bij een juiste werk‑privébalans. Daarnaast weten we dat er in het eerste halfjaar van 2024 veel cliënten bij zullen komen die langer dan zes maanden op hun WIA‑claimbeoordeling wachten, doordat het aantal WIA‑aanvragen in 2023 fors is toegenomen.
Een andere complicerende factor is dat de Belastingdienst strenger gaat handhaven op de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (DBA), die van toepassing is op de inhuur van zelfstandigen. Om toch zo veel mogelijk cliënten te kunnen beoordelen, hebben we de afgelopen jaren externe verzekeringsartsen ingezet. Omdat deze externe verzekeringsartsen onder gezag van UWV werken, dezelfde werkzaamheden verrichten als verzekeringsartsen in loondienst bij UWV en naar verwachting niet kwalificeren als ondernemer, kan er sprake zijn van schijnzelfstandigheid. Op dit moment is circa 10% van onze verzekeringsartsen werkzaam als zzp’er of op basis van detachering. Binnen UWV is ter handhaving van de wet DBA het beleid dat de inhuur van externen voor een periode langer dan twee jaar (voor zzp’ers) of vier jaar (inhuur via een detacheringsbureau) niet is toegestaan. Voor een deel van de externe verzekeringsartsen zullen we dus moeten overgaan tot beëindiging van de zzp‑ of detacheringsrelatie, bijvoorbeeld door deze verzekeringsartsen in dienst te nemen. Het is onzeker hoeveel externe verzekeringsartsen deze stap zullen zetten. Daardoor kan dit een effect hebben op de totale beschikbare verzekeringsartsencapaciteit bij UWV. Het vervangen van de huidige externe verzekeringsartsen door andere externe verzekeringsartsen is gezien de schaarste op de arbeidsmarkt niet realistisch.
Artsen werven
De afgelopen jaren hebben we veel geïnvesteerd in de capaciteit aan verzekeringsartsen. Na een stijging in 2023 is het aantal artsen in de eerste vier maanden van 2024 verder toegenomen. We hebben in deze periode 60 artsen aangenomen; 34 artsen zijn uitgestroomd. We houden vast aan de ambitie om dit jaar 140 artsen te werven.
Maatregelen om mismatch op te lossen
We werken zoals gezegd al langere tijd intensief aan maatregelen die zowel op de korte als op de lange termijn moeten zorgen voor perspectief voor cliënten, werkgevers en onze medewerkers. Dat doen we in overleg met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), de Nederlandse Vereniging voor Verzekeringsgeneeskunde (NVVG), onze cliëntenraad en andere stakeholders. In april 2021 heeft de minister van SZW de Tweede Kamer met de brief Toekomst sociaal‑medisch beoordelen geïnformeerd over een eerste set maatregelen die we nemen als begin van een oplossing voor de mismatch tussen de vraag naar sociaal‑medische beoordelingen en de daarvoor beschikbare beoordelingscapaciteit. Centraal hierin staat de ontwikkeling van sociaal‑medische centra. Eind augustus 2022 heeft de minister met de brief Aanpak mismatch sociaal‑medisch beoordelen en hardheden WIA aanvullende maatregelen aangekondigd en UWV gevraagd om het aantal sociaal‑medische centra versneld uit te breiden. De minister heeft de Tweede Kamer met haar brief van 21 mei 2024 geïnformeerd over de voortgang van de maatregelen.
Werken in sociaal‑medische centra
We maken de omslag naar een regiemodel voor sociaal‑medische dienstverlening waarin medewerkers uit meerdere organisatieonderdelen samenwerken om de cliënt op het juiste moment de juiste dienstverlening te bieden en daarbij de capaciteit van de verzekeringsarts zo efficiënt mogelijk te benutten: het sociaal‑medische centrum. De kern ervan is dat een vast multidisciplinair team medewerkers onder inhoudelijke leiding van een verzekeringsarts steeds vaststelt op welke momenten welke inzet van welke expertise passend is en welke aanvullende begeleiding er daarna nodig is. De verzekeringsarts kan hierbij taken delegeren aan een sociaal‑medisch verpleegkundige, die in veel gevallen het aanspreekpunt is voor de cliënten. Het multidisciplinaire team brengt samen met de cliënt alle benodigde informatie bij elkaar, zodat de verzekeringsarts zich goed geïnformeerd kan concentreren op de beoordeling en op de regie van de begeleiding naar werk.
Uit een eerste evaluatie in 2023 van de negen teams die op vier UWV‑kantoren als eerste waren gestart als sociaal‑medisch centrum bleek dat de nieuwe werkwijze effectief kan zijn. Positief is de bevinding dat taakondersteuning en taakdelegatie ertoe leiden dat een arts meer beoordelingen kan doen, waardoor meer mensen geholpen kunnen worden en minder mensen in onzekerheid en onduidelijkheid verkeren. De voorwaarde is wel dat ondersteunende professionals, zoals de sociaal‑medisch verpleegkundige, op de juiste wijze en op de juiste plek worden ingezet. Verder hebben de medewerkers die in een sociaal‑medisch centrum werken het idee dat ze, meer dan andere collega’s, rekening kunnen houden met de wensen van de cliënt. We hebben de afgelopen periode geleerd van de implementatie van sociaal‑medische centra. Zo is duidelijk geworden dat de startposities van de verschillende teams heel divers kunnen zijn. Sommige teams hebben te maken met (grote) achterstanden, terwijl andere teams de tijdigheid van de beoordelingen redelijk op orde hebben. Ook is het aantal artsen per team heel verschillend, evenals het aantal artsen in opleiding tot verzekeringsarts (AIOS).
We hebben een verdiepende analyse laten uitvoeren naar de productiviteit van en de medewerkerstevredenheid binnen de sociaal‑medische centra. De resultaten van deze analyse helpen ons bij het stellen van kaders, het aanbrengen van focus en het bieden van gerichte begeleiding bij de landelijke opschaling. Het overkoepelend doel is om sneller resultaten te boeken met de transitie. Uit de analyse zijn drie factoren naar voren gekomen waarmee, bij een juiste aansturing, succes kan worden behaald: teamsamenwerking, taakdelegatie en taakondersteuning, en multidisciplinaire besprekingen. Alle teams hebben de opdracht gekregen dat ze zich eind 2024 op ten minste het basisniveau van deze succesfactoren bevinden.
Om de voortgang van de ontwikkeling van sociaal‑medische centra te kunnen monitoren, acties te kunnen benoemen en plannen eventueel te kunnen bijstellen, hebben we de afgelopen maanden een wegingskader ontwikkeld. Dit evaluatie- en dialoogmiddel biedt een consistent referentiekader op zowel team‑, districts‑ als landelijk niveau. In het afgelopen kwartaal hebben alle districten de eerste weging gedaan. Hieruit bleek dat verspreid over het land 13 teams ten minste het basisniveau hebben bereikt voor de drie hierboven genoemde succesfactoren. Een derde van het totaal aantal teams (100) is ver op weg in hun ontwikkeling naar het basisniveau. Nog geen enkel team bevindt zich op het derde niveau, dat van een volwaardig sociaal‑medisch centrum. Bij deze eerste weging hebben alle teams de succesfactoren voor een goed werkend team, waaronder het doorleven van de rollen en verantwoordelijkheden binnen een team, meegenomen en daarom niet te snel aangenomen dat de ontwikkeling al af is. Dit verklaart het lage aantal teams dat het basisniveau op ten minste de drie succesfactoren heeft gehaald. De komende periode evalueren we de methode en het gebruik van het wegingskader, zodat we het wegingskader qua inhoud, proces en methodiek kunnen optimaliseren voor de volgende nog te plannen weging. De ontwikkeling van de sociaal‑medische centra wordt in de komende maanden niet alleen op medewerkerstevredenheid, maar ook op cliënttevredenheid, kwaliteit en kwantiteit geëvalueerd. Voor meer informatie over taakdelegatie: zie verderop onder het kopje Optimalisatie van het WIA‑claimbeoordelingsproces.
Monitoren WGA 80‑100 medisch
We willen gemiddeld één keer per jaar contact hebben met mensen die op medische gronden als volledig arbeidsongeschikt worden beschouwd (WGA 80‑100 medisch). We bespreken dan de ontwikkelingen in hun gezondheid met hen. We plannen vervolgens alleen een herbeoordeling als uit die informatie blijkt dat herbeoordelen zinvol is. Het voordeel van deze werkwijze is dat we een actueel beeld hebben van hoe het met de cliënt gaat en dat we passende dienstverlening, inclusief re‑integratiedienstverlening op maat, kunnen bieden. Bovendien weet de cliënt wat wij van hem verwachten. Uit onderzoek onder deze cliënten blijkt dat zeven op de tien het prettig vinden dat UWV bij hen geïnformeerd heeft naar de status van hun gezondheid. Ze voelen zich gezien, gehoord, gerustgesteld en tevreden. Maar zij ervaren ook stress en onzekerheid: het proces is spannend, kan lang duren of ze wachten nog op de uitkomst. In zijn geheel waarderen ze het proces met gemiddeld een 7,1. Doordat onze prioriteit in 2023 en in de eerste vier maanden van 2024 lag bij het terugdringen van de achterstanden bij de WIA‑claimbeoordelingen, hebben we onze doelstellingen voor het monitoren van de groep WGA 80‑100 medisch niet gerealiseerd. Eind april 2024 hadden we 43% van de cliënten in beeld die sinds 2021 in de WIA zijn gekomen met de indicatie WGA 80‑100 medisch. Wel zien we dat de inhoudelijke doelstellingen van deze maatregel worden gerealiseerd. Gemiddeld 86% van de herbeoordelingen die wij uitvoeren naar aanleiding van de monitoring leidt namelijk tot een wijziging in de uitkeringssituatie van de cliënt. Voor de start van de monitoring in 2021 bedroeg dit percentage gemiddeld 71%. Omdat we de komende jaren prioriteit blijven geven aan het terugdringen van achterstanden bij de WIA‑claimbeoordelingen, verwachten wij tot en met 2027 nodig te hebben om stapsgewijs te kunnen groeien naar de uiteindelijk gewenste situatie, waarin we 90% van de groep cliënten met een WGA 80‑100 medisch‑uitkering actueel in beeld hebben.
Vereenvoudigde WIA‑claimbeoordelingen voor 60‑plussers
Een van de aanvullende maatregelen betreft tijdelijk buitenwettelijk beleid bij de WIA‑claimbeoordeling van cliënten die twee jaar ziek zijn en gedurende de periode van 1 oktober 2022 tot en met 31 december 2024 60 jaar of ouder zijn. Hierdoor is het sinds oktober 2022 mogelijk dat niet een verzekeringsarts maar een arbeidsdeskundige voor deze cliënten met een vereenvoudigde beoordeling vaststelt of ze in aanmerking komen voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Hiermee krijgen deze cliënten sneller duidelijkheid over hun inkomen tot aan hun pensioengerechtigde leeftijd en komt er verzekeringsartsencapaciteit vrij die we kunnen inzetten om andere cliënten sneller te kunnen helpen. De voorwaarde om deze vereenvoudigde werkwijze toe te passen is dat zowel de cliënt als de werkgever ermee akkoord gaat. De verzekeringsarts wordt wél ingezet wanneer er duurzaam geen arbeidsmogelijkheden zijn – dit in verband met eventuele toekenning van een IVA‑uitkering. Voor degenen aan wie een WGA‑uitkering wordt toegekend, zetten we persoonlijke dienstverlening in om hen naar werk terug te begeleiden.
We zien dat deze zogeheten 60‑plusmaatregel werkt zoals bedoeld: doordat we voor deze groep de WIA‑claimbeoordelingen sneller kunnen uitvoeren, blijft er tijd over om ook andere cliënten die op een WIA‑claimbeoordeling wachten sneller te kunnen helpen. Eind 2023 hadden we uiteindelijk 50% meer vereenvoudigde beoordelingen uitgevoerd dan we aanvankelijk hadden ingeschat. Voor 2024 is de doelstelling om 9.000 vereenvoudigde WIA‑claimbeoordelingen uit te voeren. In de eerste vier maanden hebben we er bijna 3.900 gedaan. Hiermee liggen we op schema.
Onderzoeken in 2023 wezen uit dat zowel cliënten als werkgevers overwegend tevreden zijn over de 60‑plusmaatregel. Er waren ook wat kritische geluiden. Zo waren sommige cliënten minder tevreden over het moment van het gesprek: dat kwam onverwacht en soms ongelegen. Enkele cliënten hadden graag iets meer uitleg en bedenktijd gekregen. Ook zouden cliënten soms iets meer duidelijkheid willen krijgen over de re‑integratie‑inspanningen die van hen worden verwacht. We willen beide onderzoeken in de komende maanden herhalen.
Praktisch beoordelen
In 2023 zijn we de voorbereidingen gestart voor de uitvoering van de nieuwe maatregel Praktisch beoordelen. Hierbij kunnen we voor mensen die nog werken bij de WIA‑claimbeoordeling de mate van arbeidsongeschiktheid vaststellen op basis van hun feitelijke verdiensten in plaats van op basis van ook een theoretische schatting, zoals nu het geval is. De arbeidsdeskundige kijkt in de nieuwe situatie dus niet meer naar het verschil tussen het oude salaris van de cliënt en het salaris dat deze met zijn beperking in theorie nog zou kunnen verdienen (de zogeheten restverdiencapaciteit), maar brengt de aard, omvang, taken en belasting in kaart van de werkzaamheden die de cliënt in werkelijkheid uitvoert. De verzekeringsarts stelt vervolgens vast of er sprake is van arbeidsongeschiktheid voor dat werk en beantwoordt gericht vragen van de arbeidsdeskundige in relatie tot het werk dat wordt uitgevoerd. De bedoeling is dat de verzekeringsarts op deze manier gerichter wordt ingezet. Daarnaast is de verwachting dat een praktische beoordeling meer aansluit bij de werkelijke situatie en dus op meer begrip kan rekenen bij de cliënt. De start van de maatregel is, onder voorbehoud van instemming van de Raad van State, voorzien voor juli 2024.
Sterkere inzet op re‑integratie vanuit de Ziektewet
We nemen ook maatregelen die moeten bevorderen dat meer mensen sneller vanuit een Ziektewet‑uitkering weer aan het werk gaan (zie paragraaf Dienstverlening aan mensen die ziek of (deels) arbeidsongeschikt zijn).
Optimalisatie van het WIA‑claimbeoordelingsproces
Adviesbureau EY heeft begin 2023 het WIA‑claimbeoordelingsproces doorgelicht en aanbevelingen gedaan hoe we de doorlooptijd en de beoordelingstijd van WIA‑claimbeoordelingen kunnen verkorten. Een aantal aanbevelingen hebben we inmiddels opgepakt:
-
Taakdelegatie: We nemen de aanbeveling om het werken met taakdelegatie de komende jaren verder te bevorderen ter harte. Binnen de sociaal‑medische centra is taakdelegatie een van de pijlers (zie ook hierboven onder het kopje Werken in sociaal‑medische centra). We hebben sinds 2023 een handreiking voor taakdelegatie waarin de professionele inzichten vanuit de Handreiking taakdelegatie voor de verzekeringsarts van de NVVG zijn verwerkt. Deze handreiking is opgesteld in overleg met onze medezeggenschap en de NOVAG, de beroepsvereniging en vakbond van UWV‑verzekeringsartsen. In september 2023 zijn we, samen met het netwerk van medisch secretaresses en sociaal‑medisch verpleegkundigen en de NOVAG, gestart met de ontwikkeling van een voorbeeldafsprakenset. Die zal in de zomer van 2024 worden afgerond. In januari 2024 is een externe verdiepende evaluatie van de sociaal‑medische centra afgerond (zie ook onder het kopje Werken in sociaal‑medische centra). Hierin is gekeken naar de medische productiviteit van verzekeringsartsen die werken met taakdelegatie en taakondersteuning. De analyse toont een grote spreiding in de productiviteit van de betreffende artsen. Om beter te begrijpen hoe sommige artsen een hoge tot zeer hoge productiviteit bereiken, is er een vervolgtraject gestart om bij een selectie productieve tot zeer productieve artsen de optimale inzet van taakdelegatie te valideren. De verkregen inzichten moeten leiden tot een route naar een volwassen niveau van taakdelegatie bij alle (in ontwikkeling zijnde) sociaal‑medische centra, waarbij de cliënt tijdig de juiste dienstverlening krijgt. Om invulling te geven aan de ambitie van een volwassen niveau van taakdelegatie doen we het volgende:
-
-
We verbinden taakdelegatie expliciet aan de vorming van sociaal‑medische centra.
-
Vanaf juni/juli starten we via roadshows de dialoog met medewerkers om samen eerste interventies op te stellen om taakdelegatie en ‑ondersteuning efficiënter in te zetten, afgestemd op de behoefte van het district.
-
We verbreden taakdelegatie door meer sociaal‑medisch verpleegkundigen te stimuleren om in de claimbeoordeling te werken.
-
We laten alle artsen in opleiding tot specialist (AIOS) werken met taakdelegatie.
-
We scholen huidige en toekomstige opleiders in het werken met taakdelegatie.
-
We maken de intensiteit van taakdelegatie en ‑ondersteuning (netwerkanalyse) en de effecten daarvan op de productie inzichtelijk.
-
We hebben een zelfrapportage ontwikkeld en beproefd om de eigen inbreng van cliënten in het beoordelingsproces te benutten. Cliënten hebben zo de mogelijkheid om voorafgaand aan de beoordeling hun verhaal te doen, wat hun meer handvatten en ‘persoonlijke controle’ kan geven in het beoordelingsproces. De antwoorden op de vragenlijst kunnen van toegevoegde waarde zijn voor de verzekeringsarts en de sociaal‑medisch verpleegkundige, omdat zo voorafgaand aan de beoordeling al een eerste beeld bekend is van de medische situatie van de cliënt. Eventuele belangrijke bespreekpunten worden zo al uitgelicht. Er is inmiddels een plan voor landelijke implementatie; de eerste stap is digitalisering van de vragenlijst.
-
-
Herontwerp ICT voor arbeidsongeschiktheidswetgeving: We geven inmiddels ook invulling aan de aanbeveling om de digitale cliënt- en medewerkersprocessen voor de arbeidsongeschiktheidswetten integraal te vernieuwen. Hierdoor zal veel minder dan bij het huidige versplinterde ICT‑landschap nog tijdrovend handmatig werk nodig zijn. Het herontwerp moet er ook voor zorgen dat cliënten op een transparante manier de voortgang van de aanvraag en beoordeling kunnen volgen, net zoals dit bij de WW‑aanvraag het geval is. Een passend en toekomstbestendig ICT‑landschap heeft ook meerwaarde bij eventuele toekomstige wijzigingen in het stelsel van ziekte en arbeidsongeschiktheid. Dit herontwerp is een langdurig traject dat naar verwachting ruim vijf jaar zal duren. We hebben voor herbeoordelingen op verzoek van werknemers in 2023 een nieuw aanvraagformulier in gebruik genomen dat ons beter in staat stelt te anticiperen op de daadwerkelijke vragen van cliënten. Voor herbeoordelingen op verzoek van werkgevers loopt nu een traject, waarbij we nadrukkelijk samenwerken met onze stakeholders. We verwachten dat we dit formulier in 2024 kunnen opleveren. De nieuwe ICT‑toepassingen zullen het gehele proces voor medewerkers vergemakkelijken. Teamondersteuners zijn er nu bijvoorbeeld verantwoordelijk voor dat de cliënt de juiste brief krijgt om hem erop te attenderen dat hij een WIA‑uitkering kan aanvragen. Die attenderingen zijn te automatiseren. We hebben in navolging van de aanbeveling van EY een digitale assistent voor WIA‑attenderingen ontwikkeld die gebruikmaakt van Robotic Process Automation (RPA). Deze digitale assistent is inmiddels op alle locaties actief. Onze medewerkers zijn erg enthousiast over hun digitale assistent.
-
Vakinhoudelijke opleidingen: Het implementeren van het nieuwe WIA‑claimbeoordelingsproces vraagt veel van onze medewerkers. Functies en takenpakketten veranderen en vragen andere skills van medewerkers. Een van de aanbevelingen is daarom om opleidingen te herijken en beter te laten aansluiten bij de nieuwe organisatiestructuur en de beoogde werkwijze van de sociaal‑medische centra. Inmiddels zijn de eerste opleidingen geëvalueerd en herijkt; dit is een doorlopend proces.
Meedenken over sociaal‑medische beoordelingen
Samen met het ministerie van SZW zijn we eind 2023 een internetconsultatie gestart om breed, buiten en binnen UWV, ideeën op te halen over mogelijke oplossingsrichtingen die kunnen bijdragen om grip te krijgen op de achterstanden bij sociaal‑medische beoordelingen. In november en december hebben veel deelnemers vanuit veel verschillende perspectieven professioneel met ons meegedacht over welke oplossingsrichtingen kansrijk zijn. De deelnemers gingen gezamenlijk in gesprek over mogelijke oplossingen. Ook vanuit onze eigen organisatie was de betrokkenheid groot.
De aangedragen oplossingsrichtingen focussen vooral op verbetering van de informatievoorziening door de hele keten, de inzet van professionals daar waar die van meerwaarde is en verbetering van de samenwerking tussen verschillende professionals binnen en buiten onze organisatie. Ook was er aandacht voor hoe we innovatief kunnen blijven samenwerken, zodat we werkbare ideeën sneller kunnen implementeren. Het integrale deelverslag van deze ronde is te vinden op de website denkmeeoversmb.nl. Begin 2024 hebben we een verdiepende ronde gedaan, waarin we de deelnemers hebben gevraagd om de voorkeursideeën en ‑oplossingen te concretiseren.
Deelnemers aan de consultatieronde hebben verschillende voorstellen gedaan voor meer samenwerking tussen sociaal‑medische dienstverlening vanuit UWV, de arbodienstverlening en de curatieve sector. We zullen deze voorstellen samen met het ministerie van SZW verder uitwerken in een actieplan met drie hoofdthema’s:
-
Versterking van de regionale samenwerking tussen huis‑, bedrijfs- en verzekeringsartsen, en onderzoeken of het vooraf vaststellen van een gezamenlijk doel kan helpen bij het delen van informatie (doelbinding).
-
Gegevensdeling en verkennen welke ruimte er is binnen de (wettelijke) kaders en bij welke initiatieven kan worden aangesloten.
-
Het efficiënter inrichten van de samenwerking tussen bedrijfsartsen en verzekeringsartsen.
Over het derde punt voeren we al gesprekken met verschillende arbodiensten. In het tweede tertaal starten we ook een pilot die is gericht op een completere en warme overdracht van cliënten bij de aanlevering van het re‑integratieverslag (RIV). Op basis van dat door werkgever en werknemer opgestelde verslag bepalen we bij een WIA‑aanvraag of ze zich voldoende hebben ingespannen om de werknemer zo snel mogelijk weer aan het werk te laten gaan. De uitkomsten van deze pilot kunnen dienen als startpunt om verder in kaart te brengen welke vormen van horizontale samenwerking tussen bedrijfs- en verzekeringsartsen mogelijk zijn en wat daarvoor nodig is.
De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de verdere uitwerking of invoering van de oplossingen ligt, afhankelijk van de aard van de oplossingsrichting, bij de minister van SZW of bij UWV. In haar brief van 21 mei 2024 aan de Tweede Kamer gaat de minister in op de resultaten van de consultatie en schetst ze wat hiermee gebeurt.
Onafhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel
Eind februari 2024 heeft de Onafhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel (OCTAS) voorstellen gedaan aan de minister van SZW om te komen tot een toekomstbestendig arbeidsongeschiktheidsstelsel. Het huidige stelsel is te ingewikkeld geworden voor iedereen die ermee te maken krijgt: voor werknemers, werkgevers en voor de uitvoering. Dit leidt ertoe dat mensen te lang moeten wachten op een beoordeling, dat mensen de stap naar werk niet meer durven te zetten en dat werkgevers terughoudend zijn om mensen met een beperking in dienst te nemen. Daarnaast pakt het stelsel voor sommige mensen onevenredig hard uit en zijn er momenten waarop een klein verschil in de situatie grote gevolgen kan hebben voor de werknemer. Bijvoorbeeld voor het recht dat iemand wel of niet heeft op een uitkering. De komende jaren zal door de krapte op de arbeidsmarkt iedereen hard nodig zijn.
De OCTAS schetst drie varianten met oplossingsrichtingen:
-
Het huidige stelsel beter: Bij deze variant ligt de nadruk op het aanbrengen van verbeteringen in het huidige stelsel.
-
Werk staat voorop: Deze variant gaat uit van de focus op wat mensen nog wel kunnen in plaats van wat ze niet kunnen, met een re‑integratie‑uitkering voor de eerste jaren.
-
Basis voor werkenden: In deze variant ligt de nadruk op één regeling voor werkenden en zelfstandigen.
Tijdens het Tweede Kamercommissiedebat over arbeidsongeschiktheid van 24 april 2024 werd bevestigd dat de druk om verbeteringen in het stelsel voor ziekte en arbeidsongeschiktheid door te voeren, hoog is. Niet alleen om te komen tot een oplossing voor de mismatch tussen de toenemende vraag naar sociaal‑medische dienstverlening en de daarvoor beschikbare capaciteit, maar ook om ervoor te zorgen dat het stelsel beter werkt voor groepen mensen die nu tegen knelpunten aanlopen. De eerste OCTAS‑variant biedt mogelijkheden om op kortere termijn verbeteringen en vereenvoudigingen door te voeren. De tweede en derde variant bevatten waardevolle elementen voor structurele oplossingen. Deze vergen fundamentele keuzes en er is nadere uitwerking nodig om de aanbevelingen om te zetten in concrete maatregelen. UWV werkt de komende maanden mee aan de verdere uitwerking van deze voorstellen en aan het constructieve gesprek met betrokken partijen over zowel de toekomst van het stelsel als maatregelen op korte termijn die het stelsel verbeteren voor de burger.